Wettelijke verlofuren
Allereerst bereken je het aantal wettelijke verlofuren per maand:
De werknemer begint 10 oktober, dus er blijven nog 2 volle maanden over tot het einde van het jaar (november en december). Daarom moet het aantal wettelijke verlofuren per maand vermenigvuldigd worden met 2.
Vervolgens dient er verlof berekend te worden voor het aantal dagen resterend in de maand oktober. In het geval van de werknemer die 10 oktober begint krijg je:
Wanneer je de maanden optelt bij het verlof resterend in de maand oktober krijg je:
Hier voeren we dezelfde berekening uit als hierboven beschreven, alleen gebruiken we dit keer 40 verlofuren i.p.v. 160. Dit zijn de bovenwettelijke verlofuren.
De werknemer begint 10 oktober, dus er blijven nog 2 volle maanden over tot het einde van het jaar (november en december). Daarom moet het aantal bovenwettelijke verlofuren per maand vermenigvuldigd worden met 2.
Vervolgens dient er verlof berekend te worden voor het aantal dagen resterend in de maand oktober. In het geval van de werknemer die 10 oktober begint krijg je:
Wanneer je de maanden optelt bij het verlof resterend in de maand oktober krijg je:
Totaal verlof resterend in het jaar
Tel het bovenwettelijk verlof op bij het wettelijk verlof en u heeft het totaal aantal verlofuren tot het einde van het jaar.
36,13+ 9,03 = 45,16 verlofuren tot het einde van het jaar.
Voorbeeld 2:
Een werknemer had in 2019 een fte van 1 en gaat in 2020 naar een fte van 0,7. Hij heeft recht op 220 verlofuren per jaar en hij is nog precies 7 maanden in dienst. Hoeveel verlofuren krijgt deze medewerker in het jaar 2020 voor de tijd dat hij nog in dienst is?
Allereerst berekent je het aantal verlofuren per maand (zowel wettelijk als bovenwettelijk):
Vervolgens tel je deze twee bij elkaar op om het totale verlof per maand te krijgen:
Vermenigvuldig het aantal verlofuren per maand met 7. Dit doe je omdat de werknemer nog 7 maanden in dienst is.
Dit getal is gebaseerd op 1 fte. De werknemer gaat naar 0,7 fte, dus dient de verlofopbouw vermenigvuldigd te worden met 0,7.
Voorbeeld 3:
Een werknemer heeft een verlofrecht van 210 uur (160 wettelijke verlofuren en 50 bovenwettelijk verlofuren) op jaarbasis bij 1 fte. De werknemer heeft een fte van 0,25 en is in dienst vanaf 20 maart. Bereken zijn totale verlofopbouw tot het einde van het jaar.
Wettelijke verlofuren
Allereerst bereken je het aantal wettelijke verlofuren per maand:
De werknemer begint 20 maart, dus er blijven nog 9 volledige maanden over. Het aantal wettelijke verlofuren per maand moeten dus vermenigvuldigd worden met 9:
Vervolgens dient er verlof berekend te worden voor het aantal dagen resterend in de maand maart. In het geval van de werknemer die 20 maart begint krijg je:
Wanneer je het aantal wettelijke verlofuren resterend in de maand maart optelt bij het aantal wettelijke verlofuren van de 9 maanden dat de werknemer in dienst is tot het einde van het jaar, krijg je:
Bovenwettelijke verlofuren
Allereerst bereken je het aantal bovenwettelijke verlofuren per maand:
De werknemer begint 20 maart, dus er blijven nog 9 volledige maanden over. Het aantal bovenwettelijke verlof uren per maand moeten dus vermenigvuldigd worden met 9:
Vervolgens dient er verlof berekend te worden voor het aantal dagen resterend in de maand maart. In het geval van de werknemer die 20 maart begint krijg je:
Wanneer je het aantal bovenwettelijke verlofuren resterend in de maand maart optelt bij het aantal bovenwettelijke verlofuren van de 9 maanden dat de werknemer in dienst is tot het einde van het jaar, krijg je:
Tel het aantal wettelijke verlofuren op bij het aantal bovenwettelijke verlofuren:
Het totaal aantal verlofuren voor de rest van het jaar is nu berekend bij 1 fte. De werknemer had echter een fte van 0,25. Het totaal aantal verlofuren moet vermenigvuldigd worden met 0,25: